Dit ebbenhouten kunstkabinet oogt in eerste instantie zeer ingetogen, maar als de twee deuren en het deksel geopend worden verrast het kabinetje met het prachtig rijke, met zilveren panelen gedecoreerde interieur. Kunstkabinetten namen een prominente plaats in de kunstkamer in waarmee de eigenaar niet alleen zijn status en rijkdom maar ook zijn kennis en macht kon etaleren en waarin bovendien belangrijke conversatiestukken tentoongesteld konden worden.
Kunstkabinet
Indeling
Dit kabinet staat op vier baluster vormige pootjes, heeft een geprofileerde plint met daarboven twee scharnierende deuren met een geprofileerde lijst op het middenvlak. Het beslag aan de buitenkant van het kabinet is van zilver gemaakt. Binnenin is een architectonische indeling te zien met in het midden een afsluitbaar scharnierend deurtje dat is voorzien van twee ebbenhouten Dorische zuilen met daarboven een fronton met een balustrade van uit ebbenhout gedraaide balusters. Aan weerszijden van het deurtje bevinden zich twee kleinere laden en over de gehele breedte aan de onderkant een grote, afsluitbare lade. Achter het deurtje bevinden zich nog eens drie laatjes van kleiner formaat boven elkaar. De laden hebben elk een klein rond ebbehouten knopje en zijn vanbinnen bekleed met gemarmerd papier. De scharnierende deksel op de bovenzijde van het kabinet blijft aan de zilveren ketting geopend staan en heeft in het midden een achtkantige spiegel in een geprofileerd lijstje.
Achttien Zilveren Panelen
Naast het zeer luxe ebbenhout is het kabinet ook met zilver gedecoreerd. Alle fronten van de lades, de binnenkant van de deuren en de klep zijn verrijkt met maar liefst achttien fijn uitgezaagde en gegraveerde zilveren panelen. Er zijn twee grote rechthoekige zilveren panelen op de binnenzijde van de deuren, zeven kleine rechthoekige zilveren panelen op de lades, een toog vormig paneel op het centrale binnendeurtje en zes kleine zilveren paneeltjes op de drie lades erachter. Naast de spiegel in de klep zijn twee grote zilveren panelen aangebracht.
Deze decoratie zien we ook terug op de zeldzame zilveren boekbanden uit die tijd
Zilveren boekbanden
Het ontwerp van de zilveren panelen is geheel in lijn met de internationale mode die via modellenboeken en voorbeeldprenten werd verspreid over Europa. Vanuit de Zuidelijke Nederlanden en Duitsland trokken tekenaars, graveurs en prentkunstenaars zoals Nicolaas de Bruyn (werkzaam in Rotterdam sinds 1617), Michel Le Blon (in Amsterdam sinds 1610) en Hans Janssen (in Amsterdam sinds ca 1622) naar Holland waar de economie bloeide. Hun ontwerpen zijn duidelijk terug te zien in het zilver op dit kunstkabinet. Op alle zilveren panelen is een geheel symmetrisch decor van bloemranken, voluten en bloemen te zien wat gegraveerd en daarna uitgezaagd is. In dit decor zijn vogels, konijntjes, slakken, eekhoorns, vlinders, sfinxen en vazen verwerkt. Een identieke decoratie werd ook toegepast op het voor- en achterplat van – eveneens zeer zeldzame en kostbare- zilveren boekbanden die in en rond Amsterdam zijn gemaakt omstreeks 1600. Slechts enkele exemplaren zijn hiervan bewaard gebleven en bevinden zich in de collectie van het Metropolitan Museum in New York, het Ashmolean Museum in Oxford, Museum Boijmans van Beuningen en Museum van Loon. Ook de ontwerptekeningen zelf zijn in enkele museale collecties terug te vinden waaronder deze gravure van Hans Janssen uit de collectie van het Metropolitan Museum. De boekbanden zijn altijd opgebouwd uit twee zilveren panelen. Op dit kunstkabinet zijn maar liefst achttien van dergelijke panelen toegepast.
Functie
In de 16e eeuw ontstonden kleine, kistvormige meubels, die voorzien waren van twee handgrepen om het gemakkelijk te verplaatsen of vervoeren. Ze hadden een neerklapbare voorzijde die tevens dienstdeed als schrijftafel. Halverwege de 16de-eeuw ontwikkelde dit ‘cantoor’, ook wel ‘comptoir’ of ‘scribaen’ genoemd, zich tot een kunstkabinet. De klep aan de voorzijde maakte plaats voor twee deurtjes . In de 16e eeuw beschrijft de Franse dichter Gilles Corrozet ze als ‘meubels waar Koninginnen en hertoginnen hun juwelen, knopen, kant, handschoenen en schrijfbenodigdheden in opbergen’. Kortom, voor alles wat ze nodig hadden voor hun verfijnde levensstijl.
Het meubel kon afgesloten worden met een sleutel en was daarmee bij uitstek een plaats om ook andere waardevolle zaken in te bewaren, zoals waardepapieren, medaillons, antieke voorwerpen, edelstenen, munten of zilveren doosjes. Zo ontwikkelde het cantoor zich steeds meer tot een kunstkabinet.
Wealthy Cities
De vroegste kunstkabinetten waren afkomstig uit de Zuid-Duitse stad Augsburg, een stad die zich in de 16e eeuw ontwikkelde tot een vermaard exportcentrum van luxe-meubelen. Hoewel er in de tweede helft van de 16e eeuw ook kunstkabinetten worden vervaardigd in andere belangrijke steden, verschuift het centrum van de handel in kunstkabinetten naar Antwerpen als de 30-jarige oorlog uitbreekt in 1618.
Kosten noch moeite werden gespaard
Daar worden ze dan op grote schaal gemaakt, wat terug te zien is in boedelinventarissen waaruit blijkt dat kunstkabinetten in de 17de eeuw vooral zeer populair waren in de Zuidelijke Nederlanden. Tot ver in 17de eeuw was het een begeerd exportproduct wat gretig aftrek vond in rijke steden zoals Parijs en Amsterdam.
Rijk Uitgevoerd
De vroegste Zuid-Nederlandse cantoren en kunstkabinetten werden uit eenvoudig hout gemaakt en soms omhuld met leer om het meubel waterdicht te maken. Onder invloed van de mode uit Duitsland en Italië werden de meubelstukken in de loop van de 16de eeuw steeds rijker uitgevoerd en versierd. In de 17de eeuw was het kunstkabinet een waar pronkstuk geworden. Kunstkabinetten waren vaak rijkversierd met marqueterie van verschillende soorten en kleuren hout en soms ingelegd met schildpad, ivoor, parelmoer of voorzien van zilveren panelen. Kosten noch moeite werden gespaard en door het gebruik van deze exotische materialen werden de kunstkabinetten kostbaar en zeer gewild onder rijke kooplieden, edelen en diplomaten.
Ebbenhout
De meest kostbare houtsoort om kunstkabinetten mee te decoreren was ebbenhout. Dit dichte, zwarte hardhout groeide alleen in tropische gebieden en moest worden ingevoerd vanuit onder andere Madagaskar en de omringende eilanden. Het werd vanaf de 16e eeuw door de Portugezen naar Europa verscheept maar na de oprichting van de Verenigde Oost-Indische Compagnie in 1602, werd Amsterdam de belangrijkste invoerhaven.
Het ‘zwarte goud’ werd een geliefd materiaal om in Kunstkabinetten te verwerken
Het ebbenhout dat op meubelen zoals dit kunstkabinet werd gebruikt, is afkomstig van het kernhout, de binnenste kern van de boom. Dit is het enige deel van de boom dat deze karakteristieke dichtheid en donkere kleur heeft. Ebbenhoutbomen moeten meer dan 100 jaar groeien voordat ze genoeg kernhout ontwikkelen om bruikbaar te zijn. Kernhout ontstaat als de binnenste cellen afsterven en geen water of voedingsstoffen meer doorlaten. Omdat materialen niet langer door dit dichte, "dode" binnenste van de boom gaan, blijven in het kernhout afzettingen zoals tannine, oliën, harsen en zouten achter. Deze verschillende verbindingen veroorzaken de karakteristieke zwarte kleur van het ebbenhouten kernhout.
De hardheid, de bijna zwarte kleur en het glanzende oppervlak maakten het zo gewild dat het meestal te duur was om te gebruiken voor iets anders dan fineer.
Black Gold
Voorwerpen met ebbenhout waren zowel in het Oosten als in het Westen onmiddellijk herkenbaar als voorwerpen van waarde. Ze waren zo kostbaar dat ze slechts bereikbaar waren voor koningshuizen, de hoge adel en zeer vermogenden. Op inventarislijsten werden ze apart genoemd. Ebbenhout was dus bij uitstek een materiaal om je mee te onderscheiden. Vanaf het begin van de 17e eeuw werd het ‘zwarte goud’ daarom een geliefd materiaal om in Nederlandse Kunstkabinetten te verwerken. Ook siert het regelmatig de lijsten om Nederlandse schilderijen uit die tijd.
Net zoals het Franse hof in het Louvre het menuisiers en ébène had en de meubelmakers in Frankrijk ébénistes werden genoemd, ontstond er in de vroege 17de eeuw een nieuw specialisme in de Amsterdamse meubelmakerij: de ebbenhoutwerkerskunst. De meest bekende ebbenhoutwerker in Nederland was Hendrik Doomer.