Dit buitengewoon charmant vormgegeven Friese inktstel is in 1784 door de Leeuwarder zilversmid Hendrik Dauw gemaakt. Nederlandse zilveren inktstellen uit de 18e eeuw die, net zoals dit exemplaar, in de Lodewijk XV stijl zijn gemaakt zijn zeldzaam. De exemplaren die bekend zijn, zijn hoofdzakelijk in Den Haag, Amsterdam, Rotterdam of Middelburg gemaakt. Uit Friesland kennen we er slechts drie waarvan dit prachtig uitgevoerde inktstel er één is.
Een Charmant Fries inktstel
De basis van dit inktstel wordt gevormd door een rocaille vormig blad wat op drie eveneens rocaille vormig gegoten pootjes staat. De rand van het blaadje is gedecoreerd met gegoten rocailles die afgewisseld worden door bloemenranken die doorlopen in de opengewerkte handgreep. Op het blaadje zijn drie ringen aangebracht waarin in het midden een inktpot met een scharnierend deksel staat. Links daarvan een houder voor drie schrijfpennen en rechts een zandstrooier met open gezaagde deksel.
Schrijven
Gedurende de zeventiende en achttiende eeuw gingen steeds meer mensen lezen en schrijven. In de Gouden Eeuw was de alfabetiseringsgraad zelfs opvallend hoog. Dit kwam doordat er veel aandacht besteed werd aan onderwijs. Om mee te kunnen draaien in de groeiende economie was het noodzakelijk dat je kon lezen. Het was zelfs een voorwaarde om leerling te kunnen worden bij een gilde. Men vond het zo belangrijk dat ook kinderen die te vondeling gelegd waren onderwijs kregen en leerden lezen. De achteruitgang van de economie in de 18e eeuw zorgde echter weer voor een verslechtering in het onderwijs en daardoor voor een daling van de leesvaardigheid.
De school viel onder de zorg van de burgerlijke autoriteiten. Het onderwijs was geregeld bij “Reglement van Burgemeesteren en de Raadt op de Nederlandsche schoolmeesteren en haar diensten”. In hoofdzaak kwamen de bepalingen van deze reglementen overeen met die van de ‘schoolordres’ uit de 17e eeuw.
Er waren in de 18e eeuw verschillende soorten scholen. Een daarvan was de lees- en schrijfschool, ook wel Duitse school genoemd. Het was een lagere school met drie groepen. Een leesklas voor de jongste leerlingen die alleen leerden lezen, daarna een lees- en schrijfklas en in de derde klas werd lezen schrijven én rekenen onderwezen. De overgang naar een volgende klas betekende voor ouders vaak dat zij meer leergeld moesten betalen. Beter gesitueerde ouders konden hun kind vervolgens naar de Latijnse of Franse school laten gaan. Dit waren de wat wij nu middelbare scholen zouden noemen.
Naar mate meer mensen konden schrijven groeide de behoefte aan inktstellen. Deze werden veelal van tin vervaardigd. Alleen de welgestelden konden zich een zilveren exemplaar veroorloven.
18e Eeuwse Inktstellen
Op Hollandse groepsportretten van schutters, regenten en regentessen uit de 17e eeuw komen inktstellen met enige regelmaat voor. Zilveren inktstellen uit die tijd zijn echter niet bewaard gebleven. De vroegste exemplaren die we nu kennen dateren uit het eerste kwart van de 18e eeuw. Vaak klein van formaat en soms als onderdeel van een toiletservies. Deze inktstellen hebben meestal een ovaal of rechthoekig blad met een inktpot en een strooibus erop. Daarmee werd zand over de geschreven inkt gestrooid zodat deze sneller zou drogen en er geen vlekken zouden ontstaan bij het vouwen van de brief.
Grotere inktstellen zien we voor het eerst in Den Haag rond 1713. Deze hebben naast de inktpot en strooier vaak een bel of kaarsenhouder op het blad staan. Met de bel kon de bediende worden gewaarschuwd als de brief gereed was en bezorgd moest worden. De kaars werd niet alleen gebruikt als verlichting maar ook om de lak te smelten waarmee een brief verzegeld kon worden. Naar het einde van de 18e eeuw worden inktstellen weer kleiner van formaat en wordt vaak blauw of helder glas met zilveren monturen toegepast voor de inktpot en de strooibus.
Friese Inktstellen
Het is opmerkelijk dat er buiten Holland en Zeeland nauwelijks zilveren inktstellen bekend zijn. Uit Friesland zijn slechts twee andere vrijwel identieke exemplaren bekend waarvan er een in Harlingen gemaakt is door Fedde Acronius. Hendrik Dauw heeft dit exemplaar acht jaar later in Leeuwarden vervaardigd. Het zijn de enige 18e eeuwse inkstellen van dit type die bekend zijn uit Friesland. Dat het destijds een kostbaar voorwerp was blijkt uit het schilderij van Vincenzo la Barbiera. Hij portretteerde in 1785 de Harlinger burgemeester Sijds Schaaff met zijn vrouw Trijntje Winia zittend aan een tafel. Schaaff schrijft een brief en heeft een schrijfveer in de hand. Op de voorgrond staat het zilveren inktstel op tafel.
Hendrik Dauw
Het jaar 1764 speelt een belangrijke rol in het leven van de zilversmid Hendrik Dauw. In dat jaar wordt hij niet alleen als burger ingeschreven in Leeuwarden, ook trouwt hij er datzelfde jaar met Johanna Mensinga en wordt hij als meesterzilversmid ingeschreven bij het gilde van deze stad. Deze in Frederikstadt (Holstein) geboren zilversmid is dan 30 jaar oud. Hij was een productief zilversmid. Van zijn hand zijn verschillende brandewijnkommen, komforen, manden en dienbladen bekend. Hierdoor was hij in staat was om in 1790 drie huizen te kopen. Een van zijn leerjongens was Lucas Oling die zelf meester werd in 1779. Net als zijn leermeester was Oling een zeer productief zilversmid.
Het inktstel is gekeurd op de onderzijde met het stadskeur van Leeuwarden, het provinciale keur van Friesland, de jaarletter G voor 1784 en het meesterteken HD aaneen en gekroond voor Hendrik Douw.