De vier kloeke, gegoten en deels gesmede kandelaars van deze set hebben een voet met een geprofileerde, golvende rand die door vier gegoten poten iets van de grond getild wordt. Zowel de nodus, de baluster vormige stam en vaasvormige kaarsenhouder zijn vierkant, geprofileerd en hebben afgeschuinde hoeken. De vier zijden van de stam en de kaarsenhouder zijn aan de onderkant versierd met een schelp ornament. Opvallend is het geschubde motief waarmee de vier pootjes, de stam en de kaarsenhouder versierd zijn. De nodus is aan iedere zijde versierd met een rozet.
Niet alleen door het gieten van de onderdelen maar vooral door de gekozen verhoudingen van de afzonderlijke onderdelen hebben deze kandelaars een zeer robuust voorkomen zonder aan elegantie in te boeten.
Een Serie van Vier Amsterdamse Kandelaars
Dit type kandelaars was in de eerste decennia van de 18e eeuw in de mode in de Nederlanden. Kenmerkend is de architectonische opbouw, waarbij de onderdelen als de voet, stam en kaarsenhouder op elkaar lijken te zijn gestapeld. De vroegst bekende kandelaars in deze stijl zijn glad uitgevoerd, latere exemplaren zijn vaak rijk gedecoreerd. Het toepassen van vier pootjes die de voet van de kandelaars doen zweven werd vooral in Amsterdam toegepast en komt verder in de Republiek in deze periode weinig voor.
Tuinarchtectuur
De vorm en de stijl van deze vier kandelaars zijn te herleiden naar elementen uit de tuinarchitectuur. De omtrek van de voet toont overkomsten met de vorm van een vijver, de stam op een met visschubben versierde sokkel en de kaarsenhouder op een tuinvaas. Deze vormenstijl werd beïnvloed door de mode aan het hof van de Franse zonnekoning Lodewijk XIV. Die voerde een alles omvattende cultuurpolitiek, waarbij de architectuur en de kunsten de grootsheid van zijn macht moest weerspiegelen. De stijl werd middels prenten aan het einde van de 17de eeuw door heel Europa verspreid. Maar ook de vlucht van vele goedgeschoolde protestantse ambachtslieden, die door de streng katholieke Franse koning sinds 1685 actief werden vervolgd, droeg bij aan de verspreiding van de stijl.
Keuren
Alle vier de kandelaars zijn gemerkt aan de onderzijde van de voet met het stadskeur van Amsterdam, de Hollandse leeuw, de Jaarletter R voor 1727 en het meesterteken een paard naar links gewend wat gebruikt werd door een nog niet geïdentificeerde zilversmid die werkzaam was rond 1725. Elke kandelaar heeft ook een weggevaagd meesterteken, mogelijk dat van zijn Amsterdamse collega Cornelis Hilberts, de zilversmid die de kandelaars maakte. De ongeïdentificeerde zilversmid fungeerde slechts als winkelier die deze kandelaars verkocht. Hij garandeerde de legering van het zilver door zijn eigen meesterteken af te slaan wat ook de reden is dat hij het merk van Hilberts uitveegde. Niet ongebruikelijk, vooral in Amsterdam waar de vraag groot was en op deze manier sneller en efficient geleverd kon worden.